Het is verstandig om als diaconie een financiële buffer te hebben, zodat je acuut kunt handelen, waar en wanneer dat nodig is. Maar de hoogte van zo’n diaconale buffer dient wel verantwoord en gezond te zijn.

Op basis van ervaring met verleende hulp in de afgelopen jaren kan een redelijke diaconale buffer worden vastgesteld. Voor het bepalen van de buffer neem je de bijdragen aan (lokale) diaconale organisaties, projecten en quota dus niet mee. Deze bedragen zijn als het goed is onderdeel van de reguliere begroting en daardoor goed te koppelen aan het collecterooster.

Een analyse van de financiële cijfers laat zien dat ruim driekwart van de GKv diaconieën hoge buffers heeft. Zelfs vaak hoger dan de richtlijn van een vast bedrag van €25 per ziel. Bovenstaande richtlijn vervangt daarom deze oude richtlijn.

Hoe gezond is jullie buffer?

Hanteer voor een gezonde buffer 1,5 maal de gemiddelde financiële ondersteuning over de laatste 5 tot 10 jaar. Ga daarbij uit van zowel de individuele ondersteuning binnen als buiten de eigen gemeente.

Reken voor je eigen diaconie eens uit wat de reserve zou zijn op basis van deze richtlijn. Vergelijk dit vervolgens eens met de werkelijke reserve. In hoe verre is het verschil wenselijk en verantwoord? Praat hier eens met elkaar over door in de diaconie en neem eventueel stappen.

WMO wijzigingen en buffergrootte

In hoeverre moeten we een wat grotere buffer aanhouden in verband met de wijzigingen in de wetgeving en als gevolg wellicht een grotere hulpvraag bij de Diaconie? Een enkele opmerking daarover ter overweging:

  • De buffer is niet bedoeld om elk mogelijk risico te ondervangen, maar om er voor te zorgen dat je niet direct vastloopt in de hulpverlening.
  • De buffer is geen nieuwe nullijn waar je vlak bij moet blijven. Interen mag. Dat is het idee van een buffer… Bepaal voor jezelf wel een niveau waaronder je de gemeente expliciet gaat betrekken (zie volgende punt).
  • Mocht je teveel en te snel interen op je buffer, dan is dat een mooie aanleiding om de gemeente in te schakelen. Vaak is de afstand tussen de collecte en de ondersteuning door de diaconie groot. Dit kan dan een ‘mooi’ moment zijn om heel gericht een oproep aan de gemeente te doen “er wordt een groot beroep gedaan op ondersteuning van de diaconie. Onze middelen lopen hard terug, dus we roepen u van harte op om gul te geven”. Let op: je hoeft dit niet bewust op te zoeken, maar je hoeft het ook niet koste wat kost te voorkomen.
  • Het risico bestaat dat de buffer verhoging achteraf bezien niet nodig was. De praktijk leert dat het dan moeilijk is om de buffer weer af te bouwen naar een verantwoord niveau. Dus mocht je de buffer verhogen, plan dan een evaluatiemoment in en maak van te voren heldere afspraken.

Geen overtollige reserves

Het is verstandig om als diaconie een financiële buffer te hebben, zodat je acuut kunt handelen, waar en wanneer dat nodig is. Maar de hoogte van zo’n diaconale buffer dient wel verantwoord en gezond te zijn. Hoewel een bepaald bedrag op de bank dus zinvol is, mag dat bedrag niet onnodig groot zijn. Diaconaal geld is van de armen! Een verantwoord beheer zal er dan ook op gericht zijn om een onnodig hoge diaconale buffer of reserve, d.w.z. reserves zonder een duidelijk diaconaal doel, zo snel en verantwoord mogelijk, een diaconale bestemming te geven.

Nood aan de man

Een diaconale buffer is bedoeld om ervoor te zorgen dat je als diaconie bij steunaanvragen snel en effectief kunt handelen. Mocht het voorkomen dat je op een zeker moment teveel inteert op je buffer, dan is dat een goed moment om gericht een beroep op gemeenteleden te doen. De ervaring leert dat wanneer er concrete nood is, de gemeente haar diaconie ruimschoots van middelen voorziet. En als de gemeente zelf onvoldoende steun kan bieden, dan is er altijd hulp mogelijk vanuit de classis of het kerkverband.