Wat zou het mooi zijn als mensen na de coronacrisis terugblikken en zeggen: ‘Het was een moeilijk tijd. Ik heb veel verloren, maar ik ben dankbaar dat de kerk er was. Daar werd ik gezien en gesteund toen ik bang was en me alleen voelde. Het was een plek van geloof, hoop en liefde. We waren er voor elkaar en voor onze buurt.’ Wat zou je als gemeente, diaconie, kerkenraad en predikant nu kunnen doen om bij te dragen aan dat effect? Hieronder volgen enkele praktische handreikingen.

Organiseer en verdeel

Juist nu kan bijvoorbeeld de diaconie een verdeelpunt zijn van tijd, talenten en middelen. Het ligt voor de hand om te beginnen bij de bestaande structuur. Domweg lijsten doorlopen: wie heeft er contact of wie legt er contact? Kerken zijn vaak georganiseerd in wijken, kringen en commissies. Veel kerken hebben moeite om vacatures te vervullen. Het kan een klus zijn om, als je onderbezet bent, toch te denken en te organiseren vanuit ieder gemeentelid. Wees reëel over wat kan binnen de aanwezige capaciteit. Doe het gedoseerd en wees creatief. Deze crisis biedt mogelijkheden om meer gemeenteleden te betrekken bij het omzien naar elkaar.

Door pro-actief contact te zoeken kun je meer op maat meeleven én ontdekken hoe je er voor de ander kunt zijn. Stem wel met elkaar af wie wat doet. Want het tegenovergestelde is ook een risico, namelijk dat zorg wat te veel van het goede wordt. Dan krijg je dit soort reacties: ‘Mijn moeder is deze week al drie keer gebeld, steeds door een andere commissie van de kerk die contact met ouderen wil houden.’

Stel vragen en luister goed

Vanuit overzicht kun je verdelen wie er contact heeft of gaat leggen met wie. De telefoon, videobellen of whatsapp zijn nu een goed middel voor een eerste persoonlijk contact. Denk na over de start van een gesprek. Een vraag op belevingsniveau kan een goede opening zijn: ‘Ik ben benieuwd hoe u deze crisis ervaart.’ Open vragen geven mensen ruimte om hun verhaal te vertellen. Geef ruimte. Pas op met invullen, betuttelen of beleren. Aandacht is in zichzelf waardevol. Het voorkomt dat we met oplossingen komen voor problemen die er niet zijn.

Vraag mensen mee te doen

Naast een toenemend gevoel van eenzaamheid, ervaren mensen ook het gevoel dat ze voor niemand meer van betekenis (kunnen) zijn. Een antwoord op dat gevoel kan zijn: uitgenodigd worden om mee te doen op een manier die past bij wie je bent en bij wat je wél kunt. Vraag mensen om mee te doen en organiseer hun inzet:

  • Zou je een maatje voor iemand willen zijn?
  • Heb je ruimte om bij iemand op de tablet een programma te installeren?
  • Zou je willen bidden: voor mensen die ziek zijn, voor mij als voorganger, voor de kerkenraad?
  • Wil je me laten weten hoe je de online kerkdienst ervaart en of je nog tips hebt?
  • Heb je de mogelijkheid om voor anderen een boodschap te doen?

Zo zet je de talenten in die God aan een ieder heeft gegeven. Zo zijn we samen op weg door deze moeilijke tijd heen. Dat doen we in liefde en verbondenheid en met het besef dat de Heer in ons midden is.

Breng vraag en aanbod bij elkaar

Je hebt nu meer zicht op welke vragen er leven en welke mensen willen helpen. Nu kun je vraag en aanbod bij elkaar brengen. Toen de crisis net begon, waren er veel mensen die ‘iets’ wilden doen, maar waren er nauwelijks vragen. Dat is nu aan het veranderen. Een meneer bij ons in de wijk belde dat hij ziek is en geen boodschappen kan doen. Hij heeft niemand die hem helpen kan. Voedselbanken vragen om hulp omdat er niet genoeg mensen zijn om pakketten in te pakken. Er worden netwerkjes gecreëerd rondom mensen die de dag niet doorkomen. Mensen voor wie gekookt moet worden of voor wie het helpt als er dagelijks een kaartje in de brievenbus valt. In de gemeente waar ik zelf voorganger ben, hebben veel huisgroepen een ‘buddysysteem’ waarbij mensen regelmatig contact hebben met één ander persoon. Je hoeft dit als predikant of diaconie niet allemaal zelf te doen, stimuleer mensen om elkaar te steunen en rust de gemeente toe tot dienstbetoon (Efeze 4:12).

Erken verlies

Premier Rutte noemde dit een van de grootste crises buiten oorlogstijd. Een crisis kent vele slachtoffers. Angst en verlies maken deze periode een tijd van inkeer. We raken iets kwijt wat nooit of misschien ooit terugkomt. Er is verlies van mensen die we liefhebben, zoals een opa of oma, een vriend of gemeentelid. Er is verlies van gezondheid, van werk, van vrijheid om te gaan en staan waar we willen. Verlies van je gevoel van veiligheid of van verbondenheid met vrienden.

Lijden maakt deel uit van het leven. We zouden liever zeggen ‘kusje erop en klaar’ of ‘even slikken en dan weer verder’. Maar de gevolgen van deze crisis gaan dieper. We zullen de tijd moeten nemen om dat te verwerken.

In de kerk kennen we het mysterie van de Lijdende Knecht. We weten van lijden en sterven. Van het niet hebben van gemakkelijke antwoorden en het niet te snel oordelen. Erken verlies. Het mag er zijn. Daarmee help je elkaar om je open te stellen voor het werk van de Trooster die ons wil dienen en leiden.

Bied perspectief

Na goede vrijdag volgt Pasen. Er is lijden én er is opstanding. De kerk is de gemeenschap rondom het Woord. Het Woord vol toekomstperspectief. Daardoor kunnen we ons leven in Gods hand leggen en leven vanuit zijn beloften. Dwars door crises en door de dood heen. In zo’n gemeenschap laten mensen elkaar merken: ik laat je niet los! Samen en persoonlijk zoeken we Gods aanwezigheid. Samen willen we zijn liefde uitdelen. Hij staat boven de tijd. Bij Hem is er genade en vrede. Hij is met ons alle dagen tot aan de voleinding van de wereld.

Dit is een ingekorte versie van ‘Er zijn voor elkaar in crisistijd’. De originele tekst is geschreven door Rudolf Setz. Rudolf Setz was diaconaal consulent CGK binnenland en voorganger van Assen Zoekt.