‘Evangeliseren’ betekent ‘goed nieuws brengen’. Het is een vrolijk, hoopvol, spontaan gebeuren. ‘Zie, ik verkondig u grote blijdschap’. Maar op de een of andere manier zijn we erin geslaagd dit woord te verbinden met angst en buikpijn. Kan dat anders? Jazeker! In dit artikel wil ik daarvan een paar dingen zeggen, door in te gaan op blokkades die we allemaal van tijd tot tijd wel ervaren. Ik noem er vier, die ik het meest hoor van medechristenen. Zelf heb ik er ook geregeld last van.

Mensen staan er niet voor open

Nederland is welvarend. Volgens onderzoeken zijn we het gelukkigste volk op aarde. De meeste mensen ervaren hun leven als bevredigend, en hebben voldoende aan hun gezin, een paar goede vrienden en een leuke baan. Over God en geloof willen ze best af en toe discussiëren, en ze geloven ook wel ‘iets’. Maar wie heeft er nu nog echt behoefte aan Jezus en zijn redding? Mij kan het soms aanvliegen als ik door Amsterdam fiets en zoveel mensen tegenkom die absoluut geen interesse hebben voor het evangelie. Leven en laten leven is het parool.

Veel christenen hebben kinderen, vrienden, familie die niet (meer) geloven en het lijkt ze geen kwaad te doen. Dat kan verlammend werken, ontmoedigen. Het kan je zelf aan het twijfelen brengen. Oude zekerheden kunnen afbrokkelen. Is het echt wel zo dat je opknapt van geloven? Hoe kan het dan dat mijn ongelovige collega’s aardiger zijn dan veel kerkleden? Gaan ongelovigen echt naar de hel? Wie heeft Jezus eigenlijk nodig?

Dit levensgevoel moet je onderkennen, bespreken met andere christenen, en in gebed brengen. Het heeft geen zin het weg te drukken of het te overschreeuwen met vrome teksten. Het hoort bij het leven als christelijke minderheid in een post-christelijk land. Meer dan ooit zijn we afhankelijk van het gebed dat God deuren opent om het mysterie van Christus te verkondigen (Kol. 4:2-3).

Daarnaast is het heel belangrijk om ons te verdiepen in goede motieven voor evangelisatie. Het belangrijkste motief in de Bijbel is niet dat mensen ‘zielig’ zijn of Jezus ‘nodig’ hebben om bepaalde problemen op te lossen. Het belangrijkste motief is dat God iets groots heeft gedaan in Jezus Christus. Hij heeft hoop en vreugde gebracht in deze wereld. Door van hem te getuigen, verheerlijken wij hem.

Veel mensen zijn daarin niet geïnteresseerd. Maar dat is nooit heel anders geweest. In onze tijd, waarin allerlei sociale en culturele ‘ondersteuningen’ voor het christelijk geloof wegvallen, wordt dat duidelijker dan vroeger. Anderzijds maakt dat de bekering van elke mens nog bijzonderder dan vroeger. En ook nu trekt God elke dag mensen tot zich, om bij zijn volk te horen. Ook in Nederland!

Ik heb te weinig kennis

Veel mensen hebben het idee dat evangeliseren betekent dat je op elke vraag een antwoord hebt. Of dat je theologisch alles op een rijtje hebt. Maar dat is niet wat er van je wordt gevraagd.

De Bijbel spreekt vaak over ‘getuigen’. Dat is een woord uit de rechtspraak. Als je wordt opgeroepen om een getuigenis te geven, wordt jou gevraagd te vertellen wat je gezien of gehoord hebt. Niet wat je niet hebt gezien of gehoord.

In Johannes 1:35-51 lezen we hoe Jezus zijn eerste leerlingen roept. Eén van hen is Filippus. Onmiddellijk nadat Jezus hem heeft geroepen, gaat hij naar Natanaël om hem ook uit te nodigen. Filippus geeft dan zijn getuigenis (vs. 45). Dat bestaat uit drie zinnen: (1) ‘Wij hebben de man gevonden over wie Mozes en de profeten gesproken hebben’. Dat klopt niet helemaal, want in vers 43 staat dat Jezus juist hem gevonden had (zie de NBG-51 vertaling); (2) ‘Jezus, de zoon van Jozef’. Dat klopt ook niet, want Jozef was niet Jezus’ vader; (3) ‘uit Nazaret’. En dat klopt maar half, want Jezus was geboren in Betlehem.

Filippus geeft dus een getuigenis van Jezus in drie zinnen, waarin hij drie fouten maakt. Hij kent Jezus nog maar een dag, dus je kunt het hem moeilijk kwalijk nemen. Maar door dit getuigenis roept Jezus Natanaël tot zich. Ik denk dat deze verzen niet in de Bijbel staan om ons te laten zien wat een perfecte evangelist is. Ze laten zien wat de Heilige Geest kan doen door de woorden van zwakke mensen, die gewoon doen waarvoor ze geroepen zijn: getuigen van wat je weet; niet van wat je niet weet. Wat is er zo erg aan om te zeggen dat je iets niet weet? Wat is zo rampzalig aan het maken van fouten?

Mijn geloof is te zwak

Veel christenen kennen geloofstwijfels. Ze piekeren wat af. Juist zulke mensen vinden het moeilijk zichzelf als getuige te zien. Wat kan een ander nu van mij opsteken? ‘Echte’ evangelisten zijn mensen met een sterk geloof. Ze hebben altijd hun woordje klaar en ze weten altijd wat ze moeten zeggen. Hoewel dit een populaire gedachte is, is het toch echt onzin. Kijk eens naar de ‘zendingsopdracht’ in de Bijbel in Mattheüs 28:16-20. Jezus is opgestaan uit de dood en verschijnt nog eenmaal aan zijn leerlingen.

Die hebben drie jaar met hem opgetrokken, zij kennen hem meer van nabij dan iemand ooit in de geschiedenis heeft mogen meemaken. Zij hebben hem zien sterven aan een kruis, en zij maken hem mee als de opgestane Heer. En wat staat in vers 16? ‘Toen ze hem zagen, bewezen ze hem eer, al twijfelden sommigen nog’. Het staat er zo tussen neus en lippen door, maar laat het eens tot je doordringen: zelfs toen twijfelden sommigen van zijn meest intieme leerlingen nog aan Jezus. Hoe bestaat het?

En wat prachtig is: Jezus stuurt hen niet weg, maar geeft hun zijn opdracht. Aan allemaal: aan degenen die hem eer bewezen en aan degenen die nog twijfelden. Hier zie je wat evangelisatie is: geen plicht, maar een voorrecht. Jezus geeft ons zijn opdracht niet omdat hij zoveel vertrouwen in ons heeft, maar omdat hij van ons houdt. Het mooiste werk op aarde, dat waarvoor hij zijn bloed heeft gegeven, vertrouwt hij toe aan zwakke en twijfelende mensen. En hij geeft zijn belofte erbij: ‘Ik ben bij jullie, elke dag, tot de voleinding van de wereld’. Laat dat je bemoedigen als je vindt dat je geloof niet zoveel voorstelt.

Ik ben niet beter dan mijn buren

Dit is één van de boeiendste bezwaren, omdat het zoveel zegt over onszelf. Eigenlijk zeg je: ‘Pas als ik beter ben dan m’n buren, dan kan ik naar hen toe gaan om van Jezus te getuigen’.

Stel nu dat je op een goede dag genoeg vertrouwen hebt opgebouwd om toch naar je buren te gaan, dan is het ook duidelijk wat je boodschap is: ‘Ik heb goed nieuws voor je en slecht nieuws. Het slechte nieuws is dat je niet zo goed bent als ik. Het goede nieuws is dat je net zo goed kunt worden als ik – uiteraard door Jezus’. Natuurlijk (?) zeggen we het niet zo bot, maar eigenlijk is dit de overtuiging die achter dit bezwaar ligt.

We zijn bang om te getuigen, omdat we het diepe gevoel hebben dat we dat alleen kunnen doen als we ons ‘opwerken’ tot een niveau dat boven dat van andere mensen ligt. Alleen ‘vanuit de hoogte’ kunnen we getuigen. Daarom vinden veel christenen het ook gemakkelijker om te getuigen tegen mensen die er duidelijk slechter aan toe zijn in het leven (armen, daklozen, mensen in ‘onbeschaafde’ landen) dan tegen mensen die het beter doen dan zijzelf.

Dit laat zien dat de belangrijkste blokkade die we ervaren deze is: we begrijpen het Evangelie zelf niet. We hebben niet echt geaccepteerd dat het gaat om de ‘rechtvaardiging van zondaren’. Zolang we niet begrijpen dat God ons redt uit pure liefde, zullen we gefixeerd blijven op onze eigen tekorten en die van anderen. Maar zodra we hebben gezien dat wij zondaren zijn die alleen leven van genade, ontvangen we de vrijmoedigheid die nodig is om te getuigen. We houden op met vergelijkingen te trekken tussen onszelf en anderen, en raken niet uitgepraat over de liefde van God.